Het Panamakanaal speelt een cruciale rol in de internationale scheepvaart. Zonder een goed werkend sluizencomplex tussen Noord- en Zuid-Amerika, zouden schepen helemaal om Zuid-Amerika heen moeten varen. Het vernieuwde sluizencomplex, dat in 2016 werd geopend, is zo ontworpen dat het verlies aan zoet water zoveel mogelijk wordt beperkt. Speciale waterbassins, waarmee zoet water wordt hergebruikt, en het ingenieuze ontwerp van de sluisdeuren zorgen voor een forse reductie van het waterverlies.
Om zo min mogelijk zoet water verloren te laten gaan, wordt bij het schutten van de schepen gebruik gemaakt van spaarbekkens (waterbassins). Deze spaarbekkens, drie naast elke sluiskamer, beperken het lekverlies met 60%. Door een deel van het water tijdens het schutten via deze bekkens te laten lopen, kan het worden hergebruikt. Het zoete water uit het Gatúnmeer is naast een belangrijke vaarroute namelijk ook de belangrijkste bron van drinkwater. Ongeveer de helft van de Panamezen wordt dankzij dit meer van schoon drinkwater voorzien.
De langdurige droogte zorgt er echter voor dat de waterstand in het Gatúnmeer daalt. Normaliter wordt het verlies door het schutten van schepen – 200 miljoen liter per schutting – gecompenseerd door regenval en aanvoer vanuit de rivier de Chagres. Op die manier kunnen dagelijks zo’n 36 schepen worden geschut. Maar nu het niet regent en ook de aanvoer vanuit de Chagres minder is, heeft Panama het aantal passerende schepen teruggebracht. Daardoor ontstaan er files en liggen inmiddels honderden schepen te wachten om van de Stille Oceaan naar de Atlantische Oceaan te komen.